Het viaduct

Mike leunde op de rand en keek uit over de snelweg. Hij probeerde zich de levens van de bestuurders in te beelden. Een verkoper, onderweg naar een sale. Een accountmanager, terug van een lange meeting. Vrachtwagenchauffeurs die veel te lang achter het stuur zitten en met een blik in het oneindige staren. Mensen die doen waar ze voor geleerd hebben. Een studie achter de rug, de carrière begonnen en nu bezig met de grote vragen van het leven. Moet ik die hypotheek nemen? Nu aan kinderen beginnen in deze economie? Als ik deze clausule laat vastleggen krijg ik dan later spijt?

Hij hoefde zich niet bezig te houden met deze vragen. Iedere dag leefde hij gewoon maar wat. Soms zat hij een paar dagen in de kliniek. Dan kwamen de artsen, moest er uitgebreid gepraat worden en werd de medicatie aangepast. Vervolgens kwam hij weer in de buitenlucht, zodat hij het een maand of twee, drie kon proberen. Om dan weer in de kliniek uit te komen.

Deze ochtend was weer een typische start na een aantal dagen kliniek. Er was een ruzie geweest die meteen gesust moest worden toen ze hem op de trap hadden gehoord. Pa, ma en Elize hadden hem met zo’n verschrikkelijk meelevende blik aangekeken. “Heb je een beetje kunnen slapen? Gaat het beter met die nieuwe medicatie?” Hij had een grap willen maken over kinderen die zich betrapt voelen, maar zijn hoofd was nog te langzaam om er iets zinnigs van te maken.

Bij het middageten had ma hem proberen aan te moedigen naar werk te zoeken. “Dan heb je wat om handen, een reden om je bed uit te komen!” Hij had schamperend gelachen. “Ik heb redenen genoeg om uit bed te komen, wie moet anders de hoofdpersoon van jullie toneelstuk spelen?” Natuurlijk, hij had de gekwetste blik van ma wel gezien, maar het drong niet echt door. Dat was het lekkere van deze pillen, de ellende zag je wel, maar het ging gewoon een beetje aan je voorbij.

Elize had hem aan zijn arm getrokken toen pa en ma met de vaat bezig waren.

“Kap nou eens met die zwarte humor! Die kliniekgrappen zijn vast geweldig bij je medepatiënten, maar je raakt ma er echt mee!”

“Ach, stel je niet aan, moet jij niet lachen om die flauwekul?”

“Nee, ik zie dat ze zich doodongerust om je maken, en jij gaat dan een beetje cynische steken lopen uitdelen.”

Hij had zijn schouders op willen halen, maar de motoriek liep nog niet lekker. Zijn rug schokte wat omhoog en Elize had hem vreemd aangekeken.

“Probeer nou in ieder geval een dagbesteding te vinden. Praat eens met die jobcoach waar ma het over had.”

En nu stond hij hier naar de auto’s te kijken. Hoe vaak had hij nagedacht over die rand. Even maar, en dan rust. Nu was alles wazig. Somber was hij niet meer. Het diepe zwarte gat en het uitzichtloze gevoel was er nog wel, maar het maakte niets meer uit. Hij kwam hier om na te denken. In de auto’s beneden hadden ze allemaal belangrijke banen. Dit was de kant van de samenleving waar alles om succes draaide. Hij begreep er niets van, hij haatte het, maar staarde er toch iedere dag even naar.

Toen hij genoeg accountmanagers en verkopers gezien had, rechtte hij zijn rug en wreef over de pijnlijke onderarmen. Een wielrenner flitste voorbij, maar voor hij het registreerde was de man al door de bocht naar beneden. Langzaam kwamen de gedachten weer op gang. Eerst die jobcoach maar bezoeken, zodat ma zich weer nuttig zou voelen, en dan naar het buurtcentrum om een kaartje op te hangen.

De jobcoach was in het centrum, dat gaf hem de gelegenheid om nog even wat redbull te halen. Misschien zou hij zich daar helderder door voelen. Vroeger had hij er liters van gedronken. Dan deden ze LAN-party’s, soms meerdere dagen achter elkaar. Als je dan thuis kwam, crashte je op bed en sliep je zo lang dat je niet meer wist of het nou dag of nacht was. Pa en ma zeurden natuurlijk wel over je hart en suiker, maar damn, wat een leven hadden ze. Hij kon met zijn ogen open slapen in de les, zodat hij ‘s nachts langer door kon.

De redbull leek wel iets te helpen, de gedachtes werden weer iets toegankelijker. Wat zou hij tegen de jobcoach moeten zeggen? “Mag ik een baan misschien alstublieft? Een CV heb ik niet, maar ik heb jarenlange ervaring met hooggeplaatste mensen: Jezus, Willem Alexander, de paus. Ik heb allerlei conflicten met ze besproken. Of we GTST of het journaal gaan kijken bijvoorbeeld.” Hij haatte dit soort gesprekken. Negatieve punten van jezelf bedenken die je dan weer positief uit legt. “De tijd in de kliniek heeft me geleerd open te staan. Echt voor van alles. Ik heb bijna elk medicijn wel een keer geprobeerd.” Hij zag de blik van Elize weer toen hij de deur open duwde.

“Mike? Ik heb hier geen Mike… Oh, die van het telefoontje van gisteren natuurlijk.”

“Ik denk het wel, mijn moeder heeft een afspraak gemaakt als het goed is.”

“Ja, ik moest even zoeken. Normaliter krijgen we mensen via het UWV, maar hier heb ik je gegevens al. Wil je misschien iets te drinken?”

Ze liep naar een koffieautomaat in het midden van het kantoortje. Mike wilde weg, gewoon opstaan en weglopen. Die verdomde medicijnen maakten hem veel te langzaam. Pas toen ze weer aan kwam lopen had hij een opmerking bedacht over het UWV, maar ze was al overgeschakeld naar het intakegesprek.

“Als ik het goed begrijp heb je even een ruwe start gehad en ben je nu op zoek naar wat meer regelmaat. Ja toch? Kom je hier uit de buurt?”

“Eh, ja. En uhh… ja.” Hij grijnsde wat.

“Hahaha, heel goed, heb je hiervoor al wat werk gedaan?”

“Een krantenwijk enzo, maar niet echt een hele dag werk. Gewoon iets om wat geld te verdienen.”

“Oh leuk zeg, dat heb ik vroeger ook veel gedaan. Vroeg uit bed en dan lekker je eigen ding doen. Geen baas die achter je aan zit. Zelfstandigheid.”

“Het was een middagkrant.”

“Oke…” Ze glimlachte even. “Luxe hoor, dan hoefde je niet zo vroeg op pad?” Wat maakte hem die kranten nou uit.

“Nee. Wat voor werk moet ik doen?”

Heel even trok er verwarring over haar gezicht. Maar een slok thee was genoeg om mee te schakelen.

“We hebben hier niet zo even een baantje op de plank liggen, maar wat wij doen is samen met jou kijken naar waar je jou gelukkig mee maken. Stel, jij houdt van krantenlopen bijvoorbeeld, dan kijken we welke aspecten daarvan voor jou belangrijk zijn en dan zoeken we iets wat daar bij past.”

“Oh. Ik vond krantenlopen niks aan.”

“Dat hoeft ook niet hoor, we doen deze test en dan zien we wel wat er uit komt.”

Tests invullen had hij genoeg gedaan. Van die nietszeggende vragen. Geen enkel antwoord is fout. Hij kruiste de vierkantjes aan terwijl zij geanimeerd in papieren rommelde en met haar lange nagels op het toetsenbord tikte.

Toen hij zuchtte keek ze op. Hij zag haar opgetrokken wenkbrauwen en wilde iets zeggen over hokjesdenken, maar het kwam er niet uit. In plaats daarvan glimlachte hij wat en voelde de ongemakkelijkheid in zijn maag.

“Volgens mij heb ik zo alles, ik hoop dat u hier iets mee kunt.”

“Jazeker! Bedankt voor je tijd! Ik neem nog even contact op als we de resultaten binnen hebben.”

Hij liet de koude koffie achter.

Terug op het viaduct hoorde hij het geforceerde enthousiasme van ma al weer in zijn oren schetteren. Even verlangde hij naar de kliniek, waar ze eerlijk waren. Toch voelde hij iets nieuws. “Zelfstandigheid”. Wel een lekker woord. Gewoon je eigen ding doen. Iets maakte hem erg nerveus. De ongemakkelijkheid zat er nog steeds. Hij haalde zijn schouders op. De motoriek werkte weer. Als dit zo doorging kreeg hij ook een normaal leven. Toen hij er geen cynische grap meer bij kon bedenken, liep hij maar terug naar huis.